Een huis in een tuin – essay Govert Derix

In 2020 schreef Govert Derix speciaal voor mijn boek ‘Ruimte door waeyen het essay – Een huis in een tuin – Wonen in een wereld volgens Natascha Waeyen.

Het boek verteld in woord en beeld over “Het resultaat van 28 jaar professioneel en hartstochtelijk gepriegel met ijzerdraad en volièregaas.”, tevens een citaat uit de introductietekst van Annelies Hendrikx.

Een huis in een tuin

Wonen in een wereld volgens Natascha Waeyen

“Sinds ik in de tuin van het Wolfshuis het huis van Natascha Waeyen zag staan, woont dat huis een beetje in mij. En toen Natascha me vroeg mij wat meer in haar werk te verdiepen, vroeg ik me af wat er gebeurt als je vanuit dat doorwaaibare huis van ijzerdraad naar haar werk kijkt.”

Precies dat deed ik. Ik bekeek ander werk — installaties in de openbare ruimte, werken en werkjes die veelal ontstonden door tekenen met ijzer, zoals Emile Hollman zo mooi typeerde — vanuit Huis (een titel die, net als het werk, stáát als een huis) en liet het gisten in mijn hoofd.

Langzaam maar zeker begon ik sleutels te zien, manieren om haar werk te ontsluiten — voor mijzelf, en misschien voor anderen. Ik kwam tot de overtuiging dat de kunstenares doet wat veel schrijvers, filosofen en kunstenaars doen: ze maken in zekere zin steeds opnieuw eenzelfde werk. Steeds opnieuw nemen ze met eenzelfde techniek een allesoverkoepelend thema onder handen en komen steeds dichter bij wie en wat ze zijn en willen overbrengen. Zie daar het geheim van de eigenheid van stemmen, stijlen en handschriften, en de eigenheid van Waeyens werk in het bijzonder. Al haar werken hebben iets huiselijks — in een totaal nieuwe betekenis van dat woord die ontstaat in gesprek met haar werk. De werken bewonen elkaar, ze zijn in elkaar thuis en weerspiegelen elkaar. Ook daarom kan een reflectie op Huis betekenissen van heel haar werk ontsluiten. Heel haar werk staat als Huis. Op drie manieren probeer ik deze orakelachtige benadering verder te ontsluiten.

De eerste manier is door Huis te bezoeken. Dat doe je niet zomaar. Je kúnt Huis niet argeloos betreden. Allereerst moet je op het Plateau van Margraten naar de buurtschap Wolfshuis en dan door of achterom het Wolfshuis zelf naar de tuin. In die tuin: een spel van weer, licht, bomen, uitzicht. Zoals veel werken van Natascha met elkaar in gesprek zijn (vanaf rotondes, patio’s, expositieruimten, een nieuwe jurk voor het meisje van Michel Huismans Halfautomatische Troostmachine in het Maastrichtse stadspark), zo zijn hier vele elementen in gesprek met Huis. Huis als navel van een veld van betekenissen dat heel haar werk inbedt in iets groters, en andersom. Bij het naderen van Huis sluimert het vermoeden van vele dwarsverbindingen (als een fijnmazig netwerk van ijzerdraad) en ontstaat een eerste gevoel voor wat hier voor je staat. Kwetsbaar en robuust, verweerd door het weer en eigenwijs, overgeleverd aan de tijdelijkheid der dingen en met een eeuwigheidswaarde die nauwelijks eenduidig is te duiden.

Zelf dacht ik bij de eerste ontmoeting aan de monoliet uit 2001: A Space Odyssee van Stanley Kubrick. Een raadselachtige interventie die iets doet met ruimte en tijd, cultuur en natuur, abstractie en concreetheid. Je staat tegenover het werk en vermoedt: dit is hoe ruimte kan ontstaan, dit is hoe je ruimte tot leven kunt wekken. Prompt zag ik de kunstenares voor me, hoe ze zich met tang en engelengeduld — en misschien de volharding van kathedralenbouwers — in bochten wringt en patronen en lijnen weeft en verknoopt en er structuren uit optrekt. Natuurlijk: dit kan ook met hout of steen of staal. Maar dit materiaal en deze techniek tarten het medium ruimte zelf. Dit is ruimte scheppen op de grens van transparantie, op ragfijne lijnen tussen tastbaarheid en permeabiliteit. Spannender nog dan het millimeter dikke draad zijn de talloze tussenruimten waarvan Huis en zoveel andere van haar werken aan elkaar hangen. Wie een huis optrekt uit niets moet lef hebben.

Precies die gedachte bevangt me als ik binnen ben. En toch buiten. Wind heeft vrij spel. Dit is geen eiland dat het ‘Umfeld’ op afstand houdt. Dit is zijn drie dimensies die een gesprek tussen binnen en buiten voeden en laden met nieuwe en vertrouwde betekenissen. Bij veel gebouwen heeft de drempel symbolische betekenis. Hier staat de afwezige drempel voor een versmelting van kunst en natuur, burgerlijkheid en activisme, lineaire tijd en de cyclus van seizoenen. Wie zich voorstelt hoe het zou zijn om in Huis te wonen, ontdekt dat je het daarna met je meedraagt. De metafoor van het slakkenhuis is niet ver weg.

Want ja, mijn verbeelding ziet het intussen op vele plekken. Huis kan overal staan. In de tuin van mijn ouders, op een berg, aan de rand van een oerwoud. Huis staat trouwens — vind ik — linea recta in contact met Bomenpaviljoen, een werk dat Natascha in 2009 maakte voor een park in Duitsland. Vanuit Huis kijkend zie je lijnen, ritmes, één continuüm van verhalen en verwijzingen.

Ook Bomenpaviljoen is een huis (zonder dak). Zoals al haar werken in zekere zin woningen zijn. Creaties bewoond door betekenissen die vervolgens ons bewonen, vice versa, tot in het oneindige. En ook zo ruimtes scheppen. Verbeeldingsruimte. Misschien ook in natuurkundige zin. Lege ruimte lijkt namelijk niet te bestaan, spatialiteit ontstaat door materie. Waeyen als schepper van kunstomgevingen die de raadselsluier van ruimte, tijd en tijdelijkheid soms even oplichten.

‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’, schreef de dichter Slauerhoff. ‘Met ijzerdraad leer ik je opnieuw wonen,’ zou Natascha daar aan toe kunnen voegen. Door gecomponeerde ‘draadlagen’ toe te voegen, maakt ze de ruimte rondom gebouwen en plekken zichtbaar en tastbaar, en maakt ons gevoeliger voor de dimensies en gelaagdheden van wat er al staat: een gebouw, een plein, een park. Kunstwerken als vraagtekens die in de ruimte van hun eigen tijdelijke oplossing duiken. Even denk je het te zien… en kijkt dan door een waas van gaas in vergezichten van verwondering.

Zoals Bomenpaviljoen als een gebaar tegenover bomen staat — een uitnodiging om binnen te komen? — zo staat Huis tegenover onze wereld, als een uitnodiging om de betekenis van wonen en geluk te ervaren en doordenken. Volgens de filosoof Heidegger heeft onze cultuur de neiging wonen en bouwen in een verkeerde volgorde te behandelen. Voordat je kunt bouwen moet je weten hoe je wilt wonen, en waar, met wie, waarom, hoelang, tegen welke prijs. Zonder het filosofisch te vertroebelen opent Natascha’s werk de kwestie van het wonen, soms met een ‘eigenständig’ huis, soms met een ‘huiselijke’ interventie (denk aan de genoemde ‘draadlagen’), soms door een studie met ijzerdraad. Huis en ander werk zijn praktisch onbewoonbaar én bewoonbaar door ze in ons te laten wonen. Zodra je binnentreedt, verhuist het werk in jou en doet je stilstaan bij het wonder van de ruimte. Huis en andere werken (denk aan installaties in de publieke ruimte zoals Lichtpiramide) laten je stilstaan bij jouw plek in een groter geheel.

Tot zover enkele gedachten bij de beweging naar, en een verblijf in Huis.

Een tweede beweging gaat omgekeerd: vanuit Huis. Bij elk bezoek wordt Huis meer deel van de bagage waarmee ik door de wereld trek, hoe licht ook. In Poëzie van de Ruimte van de Franse filosoof Gaston Bachelard vinden we deze observatie: ‘Onze ziel is een woning. De voorstellingen van het huis bewegen in twee richtingen: ze zijn net zozeer in ons, als dat wij in hen zijn.’

Wie Huis verlaat (voor zover dat kan) heeft, hoe kort ook, geproefd aan de bezieldheid van zijn eigen woning. Versta ik de kunst van het wonen? Kan ik in mijzelf wonen? Kan ik zo in mijzelf wonen dat ik waarachtig kan bouwen?

Bijna wordt het voorstelbaar dat je, bijvoorbeeld door een tijdje met Natascha mee te knippen en te buigen en ruimte te tekenen, een kwaliteit aan je manier van kijken en leven toe kunt voegen. Wat mij betreft plaatsen we versies van Huis voor de Tweede Kamer of bij het Europees parlement. Het wonder van het wonen mag steeds opnieuw onder de aandacht komen. Dit werk vraagt die aandacht.

Daarmee kom ik op een derde benadering. Veel van Waeyens werk ademt een geometrische permanentie en is tegelijk tijdelijk, ongrijpbaar en onvervangbaar. Huis van nu is anders dan Huis van twee jaar terug of Huis over vijftig jaar.

Uit de wrijving tussen zuivere wiskunde en imperfecte materialiteit ontstaat poëzie. Je verhoudend tot Huis en andere werken zíe je het gebeuren: stolsels van een creatieve geest worden levende dynamo’s die in samenspel met omgevingen, mensen, meteorologie en andere onvoorzienigheden poëzie genereren. Een bries, een vlinder, een vogel, bloemen die naar binnen groeien, de tand van de tijd die vandaag net iets bitser bijt, een paar kinderen, strijklicht dat het werk doet wegvallen tegen een decor van heuvels en akkers. Werk dat in gesprek is met de omgeving en dat uitnodigt mee te doen — en het gesprek na een afscheid voor te zetten, waar en met wie je ook bent.

Elk werk van Natascha Waeyen is te zien als een huis in een tuin, hoe klein het werk ook is (ze begón heel klein; en ook het grotere ontstaat onder haar handen uit miniaturen op de vierkante centimeter, en kleiner). Dat geldt voor alle geslaagde kunst, maar hier in het bijzonder. Met Huis en ander werk leert ze ons het ‘huis in de tuin’ opnieuw te zien als een omvattende, diepe en niet ongevaarlijke metafoor. Het risico van open deuren ligt op de loer. Gelukkig hebben Huis en Bomenpaviljoen geen deuren. Of juist wel. Of ze wijzen op deuren in ons hoofd die we verfrissend open kunnen zetten en waar we dobbelstenen uit volièregaas (een geliefd motief) doorheen kunnen laten rollen.

Vanuit Huis zie ik logica, wetmatigheden, poëzie.

Vanuit vele andere werken zie ik in Huis feesten van herkenning.

Niet alleen van een wereld volgens Natascha Waeyen.

Maar ook van een eigen wereld zoals ik die voortaan in mijn verbeelding kan optrekken uit het vijfde element van ijzerdraad en (bijvoorbeeld) dobbelstenen.

“Mijn eerste opzet was om de lezer en bezoeker in dit essay enkele ‘waeyende sleutels’ aan te reiken die toegang geven tot een huis in een tuin.”

Intussen beseffen we dat de huizen en andere ‘huiswerken’ hun eigen sleutels zijn, met eigen regels, drempels, vensters en vergezichten. Bezoek, kijk en ervaar. En ontdek dat jij zelf sleutel bent, steeds opnieuw, anders, opener, steeds vaardiger in waarachtig wonen. Ook zulke inzichten kunnen dankzij Natascha’s huizen en andere werken, schetsen en werktekeningen, ontstaan. Wie haar werk eenmaal heeft bezocht, hoeft nooit meer alleen te zijn. Bijvoorbeeld ook omdat haar werk je helpt aarden in datgene wat altijd bij ons is.

Maar dit opent weer een zoveelste andere deur.

Zoveel zielen, zoveel deuren.

Allen kunnen zich, hoop en denk ik, vroeg of laat vinden in het beeld van het leven als een huis in een tuin waarin wij moeten leren wonen. Of, in een onsterfelijke stanza van Hugo Claus: ‘Zo waak en woon ik in dit huis / Dat tussen nacht en morgen staat’.

Als genoeg mensen zulke huizen, werken en beelden in zich laten wonen, is er hoop voor de tuin.

Govert Derix — Maastricht/Brussel, januari/februari 2020