De ritmes van Natascha Waeyen

Eerst denk je nog aan een verdwaald vuurvliegje dat in het diepst van het perspectief buitelt in zijn eigen blauwpaarse gloed. Elke niets vermoedende automobilist, in het donker op weg naar Heythuysen in Midden-Limburg, moet zich later een lichte verbazing herinneren. Dat kan niet anders. In de verte lonkt licht in blauwe en purper tinten, als een nachtelijke fata morgana.

Ware het niet dat kunstenaar Natascha Waeyen al van verre beslag heeft gelegd op de zintuiglijke vermogens van het naderend verkeer. Daar waar de doorgaande weg overgaat in een rotonde, heeft de kunstenaar een wondermooie lichtpiramide gebouwd. Het kunstwerk van 245 gegalvaniseerde buizen, na zonsondergang feeëriek verlicht, trekt de omgeving aan zoals sterren stof en steengruis aantrekken. Waeyens piramide verhoudt zich net zo natuurlijk en onnatuurlijk tot de omgeving als de piramides in het Dal der Koningen. De hoeken buigen in een strakke lijn naar de wegen die hier uitkomen. Alsof de stroken asfalt hier transformeren in buizen en een opmaat vormen naar de top van de piramide waar ze verbonden worden en weer uiteen vloeien.

’s Avonds als de straatverlichting in werking gaat, worden de buizen aangestraald met licht. Elk seizoen ander licht. Overdag is de piramide vooral transparant en altijd daar om te communiceren met het naderende verkeer. De ruimtes tussen de buizen van de piramide verdichten zich zodra je er aan voorbij gaat. Zo beleef je een visuele ervaring van dichten en openen. De kunstenaar betrekt je in een zintuiglijk spel: dwingt je om de ruimte op te merken en maakt het onzichtbare zichtbaar. In zekere zin is de piramide van Heythuysen ook een metafoor voor haar kunstenaarschap. Zoals de wegen hier samenvloeien, zo komen ook de facetten van haar kunst hier voortreffelijk samen.

Dakdekkers, boekhouders, bouwvakkers. Dat is het familieachterland van Natascha Waeyen die werd geboren in Buggenum bij Roermond. Op jonge leeftijd ontdekte ze haar talent om te tekenen en op haar veertiende wist ze dat haar toekomst zou beginnen na de kunstacademie. Geen twijfel mogelijk. Ze was zeventien toen ze voor het eerst een voet zette over de drempel van de opleiding in Maastricht, zonder grote ambities overigens, zonder lichtende voorbeelden uit de kunstgeschiedenis of de actualiteit in het achterhoofd.

Na een jaar of vier formuleerde ze de grote vragen.


Wat wordt het? Wat ga ik doen? Dát is van anderen; maar wat is van mij?

Daar zat ze dan eindelijk in haar atelier, te wachten tot het kunstenaarschap zou ontluiken. Natascha Waeyen deed twee belangrijke ontdekkingen die haar goed op weg hielpen. Ze zou haar vrijheid niet laten inperken door lijsten, kaders, muren, grenzen. De sfeer die ze zou oproepen moest krachtig genoeg zijn om het ‘geijkte plaatje’ te overstijgen.

,,Het werk moet dóór kunnen in de ruimte”, formuleert ze nu ongetwijfeld wat krachtiger dan destijds.

Klee, Klein, Schoonhoven. Miró ook nog. Helpers. Ze hielpen haar een gevoel voor sfeer te ontsluiten, voor lijnen ook. Zolang een lijn maar nooit wordt getrokken om de sfeer in te perken, in te dammen, in te snoeren, zelfs maar binnen een kader te houden. Ook de piramide van Heythuysen is uiteindelijk een lijnenspel dat evenwel nergens suggereert dat het werk ergens eindigt.

De tweede ontdekking gold het tekenen. Ze borg haar potloden op en begon te tekenen met ijzerdraad. Om te ontsnappen aan de saaiheid, op zoek naar een subtielere en meer gelaagde vorm van uitdrukken. Door deze keuze kreeg haar werk onmiddellijk een ruimtelijkheid waaraan het tot dan toe had ontbroken en die voortreffelijk paste. Nu kon haar kunstenaarschap eerst echt een aanvang nemen.

Codes, ritmes, nummers. De kunstenaar werd altijd gefascineerd door onverbiddelijke wetmatigheden, structuren, bij voorkeur eindeloos herhaald. Je komt ze al tegen als je de natuur betreedt: de nerven in het blad, de rimpels in het water, de ringen in het hout, de sporen in de hoed van de paddenstoel, maar net zo goed de patronen in een spijkerbroek. Je zou denken dat de tot op de kiezel aangeharkte zentuinen haar bloed sneller zouden doen stromen, maar niets is minder waar. Het gaat haar om het ritme en niet om wat het ritme uiteindelijk zou kunnen veroorzaken. En ze maakt al helemaal geen kunst om een of ander religieus doel te heiligen. Een piramide is vorm, geen inhoud.

Al zoekende, al kijkende, al proevende, ontdekte ze de mogelijkheden van zoiets alledaags als volièregaas. Weerbarstig spul om naar je hand te zetten. En volmaakt genoeg voor de beoogde doeleinden: een kippenren of een afrastering.

Natascha Waeyen tracht zulk materiaal te de-materialiseren; door het te beroven van functionaliteit, door de aard van het spul te doorgronden, door het haar wil op te leggen. Zeer naarstig ging ze aan de slag met gaas van 0,8 bij 0,8 centimeter. Opgetogen door het ritme van hokjes staaldraad. Ze ‘tekende’ er de gebruikelijke vormen mee: vierkanten, cirkels, driehoeken, rechthoeken. Maar ook bolvormen, piramides, kubussen, stippen. Het werden op zichzelf staande kunstwerken, begenadigd met een eigen schaduw, een eigen licht, een eigen ruimte, een eigen ritme, een eigen doel, ontdaan van alle humbug.

Tekeningen gemaakt in de eerste jaren na het afstuderen in 1995.

Er ontstonden piramides van ijzerdraad, objecten bestaande uit talloze blokjes, eveneens van draad. Die in het Schotse Edinburgh, waar ze haar post-graduate in painting behaalde, werden herkend als Mondriaan-hokjes. Zal wel van doen hebben met het vlakke landschap en de rechtlijnige horizonten, veronderstelden ze daar. Waarna Waeyen iets diende op te merken over de aard van het landschap in zuidelijk Nederland. Met Mondriaan is ze nooit zo bezig geweest.

Het moet een diep moment voor haar zijn geweest toen de gedachte aan een dobbelsteen opborrelde. Een dobbelsteen heeft veel in zich dat de kunstenaar blij kan maken: eenduidige vorm, gelijke vlakken, getallen, ritme, herhaling, een eenvoudig principe, een katalysator voor toeval. Ze ging er naar eigen zeggen heel systematisch mee aan de slag. Door dobbelstenen te verkleinen en te vergroten, door ze een buitenkant en een binnenkant te geven, die te verbinden, door zoiets als restvormen aan de dobbelsteen toe te kennen, hun schaduw uit te lichten, door de ogen te isoleren, daar weer rasters van te maken.

De ogen keren terug in een werk getiteld MoNUment, bestaande uit een zogenaamde ritmische muurschildering en geluid dat door een draaiorgel wordt geproduceerd. Hier heeft Waeyen de tweeduizend jaren dat we onze dagen tellen verborgen achter codes en die achtereen gezet in een streng ritme, uitgetekend op een doek van liefst negen meter hoog en drie meter breed. Op het eerste oog je reinste braille, op het tweede oog een waanzinnig kunstwerk omdat het met de hand is gemaakt. Daardoor ontstaan oneffenheden die het doek een poëtische kwaliteit verlenen. Om het nog even bij braille te houden: Natascha Waeyen bedient zich niet van voor de hand liggende tekstuur. De ogen doen namelijk nog het meest denken aan het klankschrift van een draaiorgel. Zodanig dat de kunstenaar op het idee kwam haar codes daadwerkelijk te vertalen in een draaiorgelboek. Op het gevaar af dat mensen horendol dan wel knettergek zouden worden van haar debuut als componist, zette ze door en presenteerde een kakofonie van geluid dat uiteraard werd voortgebracht door een heus draaiorgel.

,,Net als de hele geschiedenis van de afgelopen twee millennia een mengelmoes van gebeurtenissen is”, waagt de kunstenaar op te merken.

Nu ja, dan mogen we haar MoNUment als de soundtrack van tweeduizend jaar wereldgeschiedenis beschouwen, teruggebracht tot een handvol momenten.

,,Mijn werk is abstract noch figuratief”, zegt ze. ,,Het refereert aan alles om je heen.”

Het geeft kortom rekenschap van de omgeving, van de ruimtelijkheid waarin het zich bevindt. De ruimte word je door de kunstenaar gewoon opgedrongen, ze dwingt je die anders te ervaren. Maar zoals ook licht en wind vrij spel hebben in de lichtpiramide zo heeft ook de blik van de passant veelal vrij spel in het werk van Natascha Waeyen. Of het nou om de lichtpiramide gaat, haar gaasobjecten gaat of om de vormen in ijzerdraad.

,,Dit is mijn ding, mijn werkelijkheid”, zegt ze daarover. ,,Als mensen daardoor anders kijken naar de dingen om hen heen, zou dat al heel mooi zijn. Als ze opmerkzamer door een bos lopen dan tevoren, opeens zien hoe de bomen in het gelid staan en dat het rivierwater de lucht raakt.”

Emile Hollman       
Maart 2008