boekviering en opening expositie
Wanda Reiff Gasthuis 20 (Wolfshuis) Bemelen, zaterdag 8 april 2023
Expositie tijdens de Paasdagen 9 & 10 april 2023
Welkomstwoord door Natascha Waeyen met een voordracht van het gedicht TUIN uit de gedichtenbundel BOOMASIEL van Govert Derix.
Govert Derix, de schrijver van het essay Een huis in een tuin – Wonen in een wereld volgens Natascha Waeyen – sprak huiselijke woorden.
Huiselijke woorden
Toespraak bij de opening/boekviering van ‘Ruimte voor Waeyen’ van Natascha Waeyen bij Wanda Reiff, Wolfshuis, Bemelen, 8 april 2023
Toen Natascha mij een tijdje terug vroeg om hier vanmiddag een paar woorden te wijden aan haar nieuwe tentoonstelling en vernieuwde boek, had ik natuurlijk kunnen teruggrijpen op het essay dat ik drie jaar geleden voor haar mocht schrijven. Maar dat zou in strijd zijn met de geest van wat hier vanmiddag aan de orde is. Die geest is immers steeds opnieuw hagelnieuw en heeft voor mijn gevoel te maken met de essentie van ‘Huis’ (zonder lidwoord) hier in de tuin van het Wolfshuis.
Voor mij is heel het werk van Natascha op de een of andere manier ‘Huis’. Misschien heeft het er mee te maken dat álle kunst in het algemeen ‘Huis’ is en bedoeld om in of mee of door te wonen. Zoals een goed boek een goede vriend of vriendin kan zijn (of een vloeibare vorm daartussen in: het boek als non-binaire of panamoureuze ‘vriend’) zo is een geslaagd kunstwerk een werk om op de een of andere manier in of mee of door te wonen. Deze open deur – want dat is het; ik ben trouwens dol op open deuren – geldt in hoge mate voor Huis.
Het is dan ook typisch en niet toevallig dat ik Huis vaker in mijn hoofd heb bezocht dan in levenden lijve in de tuin hiernaast.
Anders gezegd: ik was vaker in mijn hoofd in Huis dan in het echte Huis zelf. Ook dat duidt op iets vloeibaars. Alsof Huis méér is dan de etherische constructie van talloze meters ijzerdraad die hier in de tuin zijn overgeleverd aan de wispelturigheden van de jaargetijden.
Wat zou dat ‘meer’ kunnen zijn?
Alles wat ik erover zeg, schiet per definitie te kort en doet onvoldoende recht aan het raadsel dat elk kunstwerk is. Vele manieren om Huis te vatten zijn denkbaar. In het essay in het boek ga ik in op drie mogelijke invalshoeken. Nadenkend over wat ik hier vanmiddag zou zeggen en daarbij in gedachten Huis betredend, zag ik een waaier van alternatieve benaderingen die alle te maken hebben met ruimte.
Wat is ruimte? Die vraag is al net zo complex als de vraag naar de tijd. Huis maakt die vraag vatbaar en invoelbaar. Door in gedachten naar Huis te gaan ervaar ik dat ruimte vele vormen en betekenissen heeft. Er is de ruimte in mijn hoofd waar Huis een plaats heeft gekregen, en in nieuwe schakeringen steeds opnieuw weer krijgt. Er is de ruimte buiten mijn hoofd waarin Huis fysiek staat in de tuin van het Wolfshuis. Er is de ruimte van Huis zelf die ontstaat uit een spel van binnen en buiten, draad en geometrie, lucht en gras, hemel en aarde. En er is de ruimte van dit verhaal, van dat wat ik jullie hier en nu vertel: woorden die in mijn hoofd, en misschien ook in jullie hoofden, een beetje een dimensie worden van Huis.
Ik kan dit eindeloos uitspinnen. Áls ik dat op een dag zou doen, als een monnik die op het gazon bij Huis alle mogelijke dimensies en betekenissen en mogelijke duidingen zou inventariseren en opschrijven… als ik dat zou doen dan vraagt dat om het soort engelengeduld waarmee Natascha zelf Huis gemaakt moet hebben.
Eerst was er alleen maar gras en planten en het Wolfshuis en het betoverende uitzicht over het Heuvelland. Dan, op een dag krijgt een kunstenares het idee van Huis. Ik weet niet of Huis er ter plekke is gemaakt of in een atelier is ontstaan of in delen is aangevoerd en in elkaar gezet. Vele mogelijke manieren waarop Huis er is gekomen zijn denkbaar. (Ik heb Natascha daar nooit naar gevraagd.)
Ongetwijfeld heeft ze het ontstaan goed gedocumenteerd. Zoals ook de verdere geschiedenis van Huis in selfies en andere foto’s gedocumenteerd moet zijn – waarmee het werk zich ook een plek heeft veroverd in díe ruimte – virtueel, soms in print, en vooral in de hoofden van mensen.
Maar vanaf het moment dat Huis er is – of eigenlijk al vanaf het moment dat het er begint te komen – gebeurt er iets. Huis opent een wereld. Maar wat voor een wereld? Is er wereld waarin Huis oprecht thuis kan zijn? Wat zegt Huis over ons thuis-zijn in deze wereld? Alleen al de ervaring dat Huis aanspoort tot zulke vragen, geeft het (of hem of haar) een thuis in mijn hoofd.
Het woord ‘huis’ heeft een tamelijk ingewikkelde oorsprong. Er zijn betekenissen in gesedimenteerd (aangeslibd) zoals ‘schuilen’ en ‘bedekken’, maar ook ‘huid’ en ‘hut’. Natascha’s Huis prikt zulke betekenissen letterlijk door. Huis in een anti-Huis. Het bedekt en bedekt niet, je kunt erin schuilen en tegelijk ook niet, het voelt als een huid, en als ik dat even tot me laat doordringen, kan ik ineens kippenvel krijgen.
Bovendien zijn de dimensies veel kleiner dan van een gewoon woonhuis. Tinier dan een gemiddeld tiny house.
En toch ervaar ik een ‘huis’.
Ik was nooit in Madurodam, maar ik kan me voorstellen dat kinderen door het bezoek aan die mini-stad ineens voelen of zien of zelfs begrijpen wat een stad eigenlijk is.
Door Huis leer ik beter begrijpen wat een huis eigenlijk is. Een huis is nooit gewoon.
Huizen horen bij wat het betekent om mens te zijn.
Door de vertrouwde concepten van huis door te prikken presenteert Natascha een anti-Huis-statement dat juist door de omkering van de vertrouwde betekenissen (schuilen, bedekken, het huis als tweede huid) bewust maakt van wat een huis in het bijzonder en wonen in het algemeen betekent. Of beter: ze ondermijnt ingesleten betekenissen, zet ze op losse schroeven, en pepert ons daarmee in dat wonen, huizen en behuizen niet zo vanzelfsprekend en transparant is als we in het dagelijks leven denken en zouden willen geloven.
Huis en huizen (het zelfstandig naamwoord en het werkwoord) zijn altijd de moeite waard om bij stil te staan en vragen steeds opnieuw nieuwe antwoorden. Juist ook in onze actualiteit van huizentekort is Natascha’s Huis (dat dus, ten overvloede, symbool staat voor heel haar werk) hyperactueel. Ze laat hiermee (intuïtief en misschien niet eens strategisch bedoeld) bijvoorbeeld andere lichten schijnen op het ogenschijnlijk afgezaagde thema van de woningnood. In het essay in haar boek citeer ik een beroemde frase van de filosoof Heidegger uit zijn roemruchte essay Bouwen Wonen Denken: ‘Alleen als we vermogen te wonen, kunnen we bouwen.’
Volgens Heidegger is de mens door de uit de hand lopende technologie steeds meer ontheemd en moeten we het intelligente en geciviliseerde wonen (in mijn woorden) opnieuw ontdekken en uitvinden.
Eerst leren wonen, dan pas bouwen!
Vóórdat we het stikstofprobleem en het huizentekort te lijf gaan moeten we ons bezinnen op wat wonen eigenlijk betekent. Onder de platte woningnood ligt de existentiële nood van mensen die zich steeds minder raad weten met wat het in onze overhypte en door sociale media ontregelde wereld kan betekenen om er in thuis te zijn. Natascha moet zich eerst, in elk geval intuïtief, hebben afgevraagd wat wonen en anti-wonen eigenlijk betekenen, alvorens zich aan het bouwen en anti-bouwen van Huis te hebben gezet. Althans, dat vraag ik me af.
Want ja: ook zulke vragen stelt Huis.
En het geeft ook antwoorden.
Niet meteen in woord en daad.
Of misschien toch wel.
Misschien mogen architecten en gebiedsontwikkelaars, alvorens hun tekentafels te bestormen en de samenleving te trakteren op nog meer huizen en nog meer nieuwe wijken (niet zelden ten koste van natuur), misschien mogen ze even in Huis zitten.
Ik ga nu niet invullen wat er dan zou kunnen gebeuren.
Niet teveel willen invullen: ook dat is, in mijn ogen, een essentie van Huis.
We vullen al veel te veel in!
Ik heb, voor nu, alleen een heel klein beetje aan willen geven wat Huis bij mij losmaakte – en los blijft maken.
Dat mogen jullie meteen weer vergeten.
Het mooiste is immers om Huis zo leeg mogelijk binnen te gaan.
Of nee, sorry, ook dat is weer invullen.
Maar toch nog even, tot slot.
Heidegger noemde taal het Huis van het Zijn.
Nadat ik met deze huiselijke woorden, in gesprek met Huis, mijn gedachten de vrije loop heb gelaten, proef ik een omgekeerd vermoeden: Huis spreekt de taal van het zijn.
Straks zal ik Huis bezoeken en die gedachte op me laten inwerken. Maar het kan natuurlijk ook zo meteen al, tijdens de borrel, want Huis zit intussen net zozeer in mij, als dat ik in Huis kan zijn.
Govert Derix, Wolfshuis Bemelen, 8 april 2023
In 2020 schreef Govert Derix speciaal voor mijn boek ‘Ruimte door waeyen’ het essay – Een huis in een tuin – Wonen in een wereld volgens Natascha Waeyen.